Artikelen

Besluit staatssecretaris over rechtsherstel box 3

Publicatiedatum: 4 juli 2022

De staatssecretaris van Financiën heeft op 28 juni jl. het Besluit rechtsherstel box 3 genomen, dat op 1 juli jl. in werking is getreden. Aanleiding tot dit besluit vormt het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 (het ‘Kerstarrest’) waarin is geoordeeld dat de sinds 1 januari 2017 geldende vermogensrendementsheffing in box 3 van de inkomstenbelasting in bepaalde gevallen in strijd is met het EVRM. In het besluit wordt de doelgroep omschreven die recht heeft op rechtsherstel, op welke wijze het rechtsherstel is vormgegeven en wat belastingplichtigen kunnen doen die het oneens zijn met het rechtsherstel volgens het besluit. In de volgende onderdelen worden deze onderwerpen behandeld.

1. Doelgroepen rechtsherstel box 3

Rechtsherstel wordt geboden aan drie groepen belastingplichtigen voor de jaren 2017 tot en met 2022:

  1. Ten eerste wordt rechtsherstel geboden aan belastingplichtigen die tijdig een bezwaarschrift hebben ingediend tegen de aanslag van het betreffende jaar en dit bezwaarschrift vervolgens is aangewezen als massaal bezwaar. De Staatssecretaris merkt deze groep aan als doelgroep 1.
  2. Daarnaast wordt rechtsherstel geboden aan belastingplichtigen van wie een vastgestelde aanslag inkomstenbelasting nog niet onherroepelijk vaststond op 24 december 2021 (datum arrest Hoge Raad) en die niet hebben meegelopen in de massaal bezwaarprocedure. Bovendien wordt rechtsherstel geboden aan belastingplichtigen van wie een aanslag inkomstenbelasting is vastgesteld na 24 december 2021 en vóór de inwerkingtreding van het onderhavige besluit, waarbij geen rekening is gehouden met het Kerstarrest. De staatssecretaris merkt deze twee groepen bij elkaar aan als doelgroep 2.
  3. Tot slot wordt rechtsherstel geboden aan belastingplichtigen van wie de aanslag inkomstenbelasting nog niet is vastgesteld na inwerkingtreding van het besluit. De Staatssecretaris merkt deze groep aan als doelgroep 3.

Voor ieder van de doelgroepen geldt dat rechtsherstel slechts wordt geboden indien het nieuw berekende rendement minder bedraagt dan het rendement volgens de aanslag.

2. Vormgeving rechtsherstel

Voor de nieuwe berekening van het rendement wordt onderscheid gemaakt tussen (i) banktegoeden, (ii) overige bezittingen en (iii) schulden. Voor elk van deze categorieën geldt een apart forfaitair rendementspercentage. Het nieuwe voordeel uit sparen en beleggen wordt berekend door vier stappen te doorlopen. Deze stappen worden hierna kort uiteengezet.

Stap 1 – Splitsen van bezittingen en schulden in drie vermogenscategorieën

Allereerst worden de bezittingen en schulden uitgesplitst naar drie categorieën.

  1. bank- en spaartegoeden in Nederland en bank- en spaartegoeden in het buitenland;
  2. overige bezittingen, zoals beleggingen, kapitaalverzekeringen, contant geld, vorderingen en rechten op periodieke uitkeringen; en
  3. box 3-schulden.

Stap 2 – Berekenen van het rendement in de verschillende vermogenscategorieën

Vervolgens wordt het rendement berekend voor drie verschillende vermogenscategorieën. In de tabel hieronder is voor ieder jaar aangegeven welk rendementspercentage geldt voor elk van de categorieën.

Vermogenscategorie 1Vermogenscategorie 2Vermogenscategorie 3
20170,25%5,39%3,43%
20180,12%5,38%3,20%
20190,08%5,59%3,00%
20200,04%5,28%2,74%
20210,01%5,69%2,46%
2022Nog niet vastgesteldNog niet vastgesteldNog niet vastgesteld

 

Het nieuwe forfaitaire rendement wordt berekend door iedere categorie te vermenigvuldigen met de genoemde percentages. Het totale rendement bestaat uit:

vermogenscategorie 1 + vermogenscategorie 2 -/- vermogenscategorie 3

Stap 3 – berekenen rendementspercentage

In de derde stap wordt  het rendementspercentage berekend. Hiervoor wordt het onder stap 2 berekende rendement gedeeld door de rendementsgrondslag.

Stap 4 – berekenen nieuwe voordeel uit box 3

Het nieuwe voordeel uit sparen en beleggen wordt berekend door het percentage uit stap 3 te vermenigvuldigen met de rendementsgrondslag aan het begin van het jaar, voor zover deze grondslag meer bedraagt dan het heffingsvrije vermogen.

Voor de groep waarbij een aanslag is opgelegd zal, indien het nieuw berekende rendement lager is dan het rendement volgens de aanslag, de inspecteur de aanslag verminderen. Als het nieuw berekende rendement meer bedraagt dan het rendement volgens de aanslag wordt de aanslag niet aangepast.

Als een aanslag inkomstenbelasting nog moet worden vastgesteld, wordt het nieuw berekende rendement aangehouden als de nieuwe berekening leidt tot een lager rendement dan het geval zou zijn volgens de berekening onder de huidige wetgeving. Wanneer de situatie omgekeerd is – de nieuwe berekening leidt tot een hoger rendement – wordt de berekening volgens de wet aangehouden.

3. Rechtsbescherming

Belastingplichtigen die het niet eens zijn met het rechtsherstel dat wordt geboden conform het besluit, genieten rechtsbescherming volgens de wet.

Voor belastingplichtigen uit doelgroep 1 en 2 geldt dat wanneer zij het niet eens zijn met het besluit, geen bezwaar kan worden gemaakt. Het besluit is immers niet een voor bezwaar vatbare beschikking. Wel bestaat de mogelijkheid om een verzoek tot ambtshalve vermindering in te dienen. Het verzoek tot ambtshalve vermindering dient te worden ingediend binnen vijf jaar na afloop van het jaar waarop het verzoek betrekking heeft. Voor belastingplichtigen uit doelgroep 3 geldt, dat zij tegen de aanslag bezwaar kunnen maken binnen zes weken na dagtekening van de aanslag.

Tot slot stelt de Staatssecretaris dat jurisprudentie die is gewezen nadat de aanslag onherroepelijk is komen vast te staan, geen aanleiding vormt om de aanslag ambtshalve te verminderen. De inspecteur zal een dergelijk verzoek afwijzen. Tegen deze afwijzing staat vervolgens wel bezwaar en beroep open.

Stel uw vraag aan een specialist

Wilt u meer informatie over de impact die dit besluit op uw situatie kan hebben? Neem dan contact met ons op.

Contactformulier

  •  *
  •  *
  •  *
  •  *
  •  *