Het kabinet heeft op 20 mei 2022 de Voorjaarsnota 2022 aangeboden aan de Tweede Kamer. De Voorjaarsnota heeft dit jaar een gewijzigde opzet. Naast de begrotingsmutaties van het lopende jaar bevat de nota nu ook wijzigingen in de begroting die starten in 2023 en latere jaren. Voorheen werden de voorgenomen wijzigingen pas bekend gemaakt in de Miljoenennota tijdens Prinsjesdag in september. Door in het voorjaar de Tweede Kamer al te informeren over de voorgenomen besluitvorming krijgt zij meer tijd voor het toetsen en beoordelen van de voorgenomen beleidsmaatregelen. De fiscale maatregelen uit de Voorjaarsnota die het meest in het oog springen behandelen wij hieronder.
- Directeur-grootaandeelhouder (dga): Momenteel bedraagt het belastingtarief voor inkomsten uit aanmerkelijk belang in box 2 26,9 procent. Per 2024 worden er in box 2 twee schijven geïntroduceerd. Voor de eerste 67.000 euro aan inkomsten per persoon geldt een basistarief van 26 procent en voor het meerdere een tarief van 29,5 procent. Daarnaast wordt de gebruikelijk-loonregeling voor dga’s aangepast met ingang van 2023. Er komt een aanpassing in de doelmatigheidsmarge. Op dit moment kan de dga een gebruikelijk loon vaststellen dat 25 procent lager is dan dat van de meest vergelijkbare dienstbetrekking in zijn positie. Per 2023 wordt de doelmatigheidsmarge verlaagd van 25 procent naar 15 procent.
- Vennootschapsbelasting: De tariefsopstap in de vennootschapsbelasting wordt met ingang van 2023 verlaagd van 395.000 euro naar 200.000 euro. Dit betekent dat over de eerste 200.000 euro aan winst in de vennootschap een verlaagd tarief van 15 procent wordt berekend en over het meerdere 25,8 procent. Hierdoor betalen bedrijven eerder het hoge Vpb-tarief.
- Box 3: In het coalitieakkoord is opgenomen dat het heffingsvrij vermogen in box 3 stapsgewijs zal worden verhoogd van 50.650 naar 80.000 euro. Deze verhoging wordt niet doorgevoerd. Het heffingsvrij vermogen blijft daardoor 50.650 euro per persoon.
- Overdrachtsbelasting: Het algemene tarief voor de overdrachtsbelasting wordt verder verhoogd naar 10,1 procent per 1 januari 2023. Dit tarief geldt voor niet-woningen en op woningen die worden verkregen door een rechtspersoon en particulieren die niet zelf de woning als hoofdverblijf gaan gebruiken. Een natuurlijk persoon die de woning wel als hoofdverblijf gaat gebruiken blijft belast tegen 2 procent, of tegen 0 procent als de startersvrijstelling van toepassing is.
Verder heeft Minister Kaag in de nota aangegeven dat het kabinet gaat kijken hoe zij de verhouding tussen lasten op vermogen en arbeid meer in balans kunnen brengen. De uitkomsten van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Vermogensverdeling en de evaluatie van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) nemen zij daarin mee.
De conclusie is dat er voor ondernemers en vermogende particulieren een fiscale lastenverzwaring in het verschiet ligt. De maatregelen worden naar verwachting in het Belastingpakket 2023 opgenomen en moeten dus nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer. Het is niettemin verstandig hiermee rekening te houden in uw persoonlijke situatie. Wij adviseren u daar graag over.