Staatssecretaris Van Rij van Financiën heeft vandaag zijn plannen voor de belastingheffing in box 3 bekendgemaakt. Naast de vormgeving van de heffing in de toekomst (vanaf 2025) heeft hij ideeën gepresenteerd over hoe met het verleden (2017 t/m 2022) om moet worden gegaan. Ook voor de tussenliggende periode (2023 en 2024) is wetgeving aangekondigd.
De staatssecretaris heeft de plannen ten aanzien van box 3 voor het verleden en het heden kenbaar gemaakt in zijn “Voorbereidingsbrief technische briefing box 3”, welke brief hij vandaag aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. De plannen voor de toekomst zijn vervat in de “Contourennota box 3-heffing op basis van werkelijk rendement”, die hij eveneens vandaag aan de Tweede Kamer zond. Hierna hebben wij de strekking van beide brieven samengevat en in context geplaatst. Links naar de desbetreffende brieven treft u hieronder aan.
Verleden (2017 t/m 2022): ideeën voor rechtsherstel in 2 varianten
In een arrest van eind 24 december 2021 – in de media ook wel het “Kerstarrest” genoemd – heeft de Hoge Raad geoordeeld dat rechtsherstel moet worden geboden aan belastingplichtigen van wie box 3-heffing is geheven op basis van veronderstelde (in plaats van werkelijke) rendementen. Het kabinet heeft het parlement vandaag een brief gestuurd met daarin enkele opties hoe dit rechtsherstel kan worden geboden over de jaren vanaf 2017. Deze opties gaan uit van een nieuwe berekening waarbij het werkelijk rendement zo dicht mogelijk wordt benaderd. Hier zijn twee varianten voor uitgewerkt.
In beide varianten wordt aangesloten bij de werkelijke vermogensmix: de feitelijke verdeling van spaargeld en beleggingen van een belastingplichtige. In de wetgeving tot nu toe werd uitgegaan van een bepaalde standaard vermogensmix tussen laag- en hoogrenderend vermogen.
Spaarvariant
Bij de spaarvariant vindt belastingheffing als volgt plaats:
spaargeld | op basis van actuele rente (thans circa 0%) | |
beleggingen (aandelen, vastgoed) | op basis van meerjarig gemiddeld rendement | |
schulden | op basis van de hypotheekrente |
Gevolg hiervan zou zijn dat belastingplichtigen die hun vermogen voornamelijk in spaargeld aanhouden, geld terugkrijgen over de afgelopen jaren. Belastingplichtigen die juist in de overige categorieën hebben belegd, hadden in die optiek eigenlijk meer belasting moeten betalen en krijgen dus geen geld terug.
Forfaitaire variant
In de tweede variant wordt het werkelijke rendement in elke vermogenscategorie in de aangifte zo goed mogelijk benaderd door de forfaits aan te passen aan de gemiddelde rendementen in een jaar (dus geen meerjarig gemiddelde).
Positie belastingplichtigen
De positie van belastingplichtigen is nog niet in alle gevallen duidelijk. Aan hen die tijdig bezwaar hebben gemaakt tegen de belastingheffing over box 3, zal rechtsherstel worden geboden op één van de manieren zoals hiervoor omschreven. Voor hen die geen bezwaar hebben gemaakt, is de staatssecretaris van mening dat verzoeken om ambtshalve vermindering in beginsel niet zouden moeten worden gehonoreerd omdat er sprake is van ‘nieuwe jurisprudentie’. Hij geeft echter aan dat dat hij wel de discretionaire bevoegdheid heeft om dergelijke verzoeken wel te honoreren. Zoals de Landsadvocaat heeft aangegeven zal de wetgever hiervoor een politiek-bestuurlijke afweging moeten maken. Overigens heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 april jl. geoordeeld dat in het door hen berechte geval wel aanspraak gemaakt kan worden op ambtshalve vermindering, omdat dit verzoek dan zou zijn gebaseerd op jurisprudentie die al voor het opleggen van de betwiste aanslagen (in juli 2019) is gewezen. In eerdere jurisprudentie was namelijk al geoordeeld dat het huidige stelsel in box 3 “op zichzelf bezien inherent problematisch is uit oogpunt van [het eigendomsrecht en het discriminatieverbod van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens] ten aanzien van de groep spaarders met hogere vermogens.”
Verder is nog niet duidelijk hoe zal worden omgegaan met belastingplichtigen die het niet eens zijn met het rechtsherstel dat in één van de twee genoemde varianten zal worden geboden. Voor belastingplichtigen die het niet eens zijn met het door de wetgever benaderde “werkelijke rendement” zijn twee opties denkbaar: ofwel (1) zij kunnen direct tegenbewijs aanleveren bij de behandeling van het bezwaar, ofwel (2) enkele zaken worden geselecteerd om meer duidelijkheid te krijgen over de bedoeling van de Hoge Raad, en belastingplichtigen wordt gevraagd nog geen procedures te starten en de bezwaarschriften aan te (laten) houden.
Heden (2023 en 2024) : spoedwetgeving
Voor de jaren 2023 en 2024 wordt in de wet aangesloten bij de uiteindelijke gekozen variant voor het rechtsherstel over de jaren 2017 t/m 2022. Daarvoor is spoedwetgeving nodig.
Verschil met de systematiek van het rechtsherstel over het verleden is, dat degenen die op basis van hun vermogensmix meer belasting verschuldigd (zouden) zijn dan op basis van het box 3-stelsel tot en met 2022, dit meerdere over de jaren 2023 en 2024 wél moeten betalen. Het rechtsherstel over het verleden was alleen gericht op het terugbetalen aan degenen die teveel hadden betaald, maar de heffing over 2023 en 2024 (ook waar die hoger uitvalt dan het systeem tot en met 2022) vloeit dan voort uit de (dan) actuele wet.
Toekomst (2025 en verder): vermogensaanwasbelasting
Voor de belastingheffing vanaf 2025 en verder heeft het kabinet voorgesteld een nieuw box 3-stelsel te introduceren op basis van werkelijk rendement. Dit zou de vorm krijgen van een vermogensaanwasbelasting, waarbij jaarlijks over 2 elementen belasting wordt geheven:
- over de reguliere inkomsten zoals rente, dividend, huur en pacht minus de kosten, vergelijkbaar met zoals dit tot en met het jaar 2000 in de inkomstenbelastingwet was opgenomen; en
- over de waardeontwikkeling van vermogensbestanddelen, zoals de koerswinst of koersverlies van aandelen en de waardestijging of waardedaling van onroerend goed.
Bij een vermogensaanwasbelasting wordt, in tegenstelling tot een vermogenswinstbelasting, jaarlijks belasting geheven over de waardeontwikkeling van de onderliggende vermogensbestanddelen. Daarmee wordt, aldus de staatssecretaris, voorkomen dat eerst bij verkoop van een vermogensbestanddeel (en dus realisatie van de vermogenswinst) belasting wordt betaald.
De staatssecretaris onderkent ook de nadelen van dit systeem. Een voor de hand liggende complicatie is, dat belastingplichtigen belasting zouden moeten betalen over een vermogenswinst die zij nog niet hebben gerealiseerd, waardoor een liquiditeitsprobleem zou kunnen ontstaan. Hij geeft aan dat hiervoor ‘aandacht moet zijn bij de verdere uitwerking’. Als in voorkomende gevallen geen beleggingen liquide kunnen worden gemaakt om de belastingschuld te voldoen, zou de Belastingdienst om uitstel van betaling kunnen worden verzocht.
Verder leidt de vermogensaanwinstbelasting bij belastingplichtigen tot een administratieve lastenverzwaring omdat bijgehouden moet worden welke stortingen en onttrekkingen hebben plaatsgevonden.
Onroerende zaken zullen de eerste tijd nog op forfaitaire basis worden belast, en pas na enige tijd op basis van werkelijk rendement. In aanloop daartoe wordt per 2023 de zogenoemde ‘leegwaarderatio’ (zijnde de afslag op de WOZ-waarde in verband met verhuurde staat) afgeschaft.
Voor een kostenaftrek op de belastbare inkomsten wordt nader bepaald of er kosten zijn die eenduidig van een bepaalde kostencategorie in mindering kunnen worden gebracht.
Met betrekking tot het tarief moet nog worden besloten of dit een ‘vlaktax’ wordt of (weer) een progressief verloop krijgt.
Tot slot
Uiteraard moet voor de budgettaire derving in verband met de teruggaven over box 3 een dekking gevonden worden. Uiterlijk 1 juni 2022 wordt de voorjaarsnota verwacht waarin invulling wordt gegeven voor deze derving, maar ook die uit hoofde van Corona en de situatie in Oekraïne. De verwachting is dat de compensatie deels zal worden ingevuld door de belastingheffing van ondernemingen en vermogenden te verhogen.
Op 19 april vindt er een technische briefing aan de Tweede Kamer plaats. De planning is op 20 april het gesprek over de gevolgen van het Kerstarrest met een commissiedebat voort te zetten. In de voorjaarsbesluitvorming zal het kabinet knopen doorhakken over rechtsherstel, spoedwetgeving voor de komende jaren en box 3-heffing in de toekomst.
Zoals altijd houden wij de ontwikkelingen nauwgezet in de gaten. De brieven van de staatssecretaris met daarin gedetailleerde informatie en enkele getallenvoorbeeld, vindt u hier:
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2022Z07658&did=2022D15485
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2022Z07647&did=2022D15462