Op 4 maart 2019 is het in het Belastingplan 2019 aangekondigde conceptwetsvoorstel ‘Wet excessief lenen bij eigen vennootschap’ ter consultatie aangeboden. Het wetsvoorstel voorziet kort gezegd in een extra heffing van inkomstenbelasting, wanneer een dga voor meer dan € 500.000 schulden heeft aan zijn eigen vennootschap. Het kabinet wil door middel van deze maatregel het ‘excessief’ lenen bij een eigen vennootschap ontmoedigen. De voorziene inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is 1 januari 2022. In dit artikel bespreken we kort dit conceptwetsvoorstel.
Reikwijdte van het wetsvoorstel
Het wetsvoorstel heeft alleen gevolgen voor de heffing van inkomstenbelasting in box 2. De voorgestelde maatregelen werken niet door naar de dividendbelasting, vennootschapsbelasting en box 1 en box 3 van de inkomstenbelasting. Ook heeft deze regeling geen invloed op de civielrechtelijke betekenis van leningen. Dat betekent dat de lening in haar volledige omvang een lening blijft waarover rente en (eventueel) aflossingen zijn verschuldigd. Dit is zelfs het geval als over een gedeelte van de lening inkomstenbelasting is betaald door de toepassing van de voorgestelde regeling.
Wanneer een eigen vennootschap?
Van een eigen vennootschap is sprake als de belastingplichtige een zogeheten aanmerkelijk belang heeft in een vennootschap. Van een aanmerkelijk belang is sprake als de belastingplichtige, al dan niet samen met de partner, direct of indirect een aandelenbelang heeft van ten minste 5% in een vennootschap. Het inkomen uit aanmerkelijk belang wordt voor de heffing van inkomstenbelasting belast in box 2.
Vaststelling schuld
De regeling is van toepassing voor zover sprake is van een bovenmatig deel. Of dit het geval is wordt getoetst op 31 december van het betreffende belastingjaar. Wanneer het totaal van schulden van de belastingplichtige en/of de partner aan een of meerdere eigen vennootschap(pen) meer bedraagt dan het maximumbedrag van € 500.000, wordt dat gedeelte van de totale schuld gezien als bovenmatig deel.
Schulden van bloed- en aanverwanten in de rechte lijn die geen aanmerkelijk belang hebben in de vennootschap waarvan zij lenen, worden toegerekend aan de belastingplichtige die wel een aanmerkelijk belang in deze vennootschap heeft. Ook voor deze schulden van bloed- of aanverwanten in de rechte lijn van de belastingplichtige of de partner aan de vennootschap van belastingplichtige geldt dat deze als bovenmatig worden gezien wanneer deze meer bedragen dan het maximumbedrag van € 500.000. Of het maximum van € 500.000 wordt overschreden wordt per bloed- en aanverwant beoordeeld.
Schulden bij de eigen vennootschap die kwalificeren als eigenwoningschulden voor box 1 zijn uitgezonderd van deze regeling. De voorgestelde regeling is dus wel van toepassing op eigenwoningfinancieringen in box 3.
Met ingang van 1 januari 2022 is vereist dat voor eigenwoningschulden in box 1 een recht van hypotheek moet zijn verstrekt aan de eigen vennootschap om niet onder deze maatregel te vallen. De in de praktijk vaak toegepaste positieve negatieve hypotheekverklaring voldoet niet aan deze voorwaarde. Deze aanvullende eis met betrekking tot het verstrekken van het hypotheekrecht geldt niet voor op 31 december 2021 bestaande eigenwoningschulden in box 1.
Voor emigraties en immigraties zijn bijzondere regelingen in het wetsvoorstel opgenomen.
Fictief regulier voordeel
Het totaal van de bovenmatige schuld wordt als fictief regulier voordeel in aanmerking genomen. Dit fictief regulier voordeel wordt belast als inkomen in box 2. Overeenkomstig het Belastingplan 2019 bedraagt bij invoering van de maatregel in 2022 naar verwachting het tarief 26,90%. Voor 2019 bedraagt het belastingtarief 25%.
Voorbeeld 1
De heer X en mevrouw Y zijn gehuwd. Tot het vermogen van de heer X en mevrouw Y behoren de aandelen BV Z. De heer X heeft op 31 december 2022 een schuld aan BV Z van € 600.000 en mevrouw Y heeft een schuld van € 700.000 aan BV Z. Het totaal van de schulden aan BV Z bedraagt derhalve € 1.300.000. Het bovenmatige deel van de schulden bedraagt na aftrek van het maximumbedrag € 800.000 (€ 1.300.000 -/- € 500.000) en wordt belast als regulier voordeel. De in 2022 hierover verschuldigde inkomstenbelasting bedraagt € 215.200 (26,90% * € 800.000)
In het wetsvoorstel is opgenomen dat een eenmaal in aanmerking genomen fictief regulier voordeel in de volgende jaren wordt toegevoegd aan het maximumbedrag.
Voorbeeld 2
Als de heer X en mevrouw Y van voorbeeld 1 op 31 december 2023 nog steeds een totale schuld aan BV Z hebben van € 1.300.000 dan bedraagt het maximumbedrag € 1.300.000 (€ 500.000 + € 800.000). In dat geval is er in 2023 geen sprake van een fictief regulier voordeel.
Ingeval van een latere vervreemding van de aandelen in de eigen vennootschap is in het wetsvoorstel voorzien in een tegemoetkoming. Hiermee wordt voorkomen dat het fictief regulier voordeel nogmaals als vervreemdingsvoordeel wordt belast.
Hoe verder?
Tot 1 april 2019 kan worden gereageerd op de consultatie rond het wetsvoorstel. Voorzien wordt dat het wetsvoorstel in de zomer van 2019 definitief wordt ingediend bij de Tweede Kamer. Uiteraard volgen wij dit proces op de voet.
In het zicht van de komst van dit wetsvoorstel is het zinvol om te inventariseren in hoeverre het wetsvoorstel uw situatie raakt en hoe hier mee om te gaan. Indien u besluit tot aflossing van uw rekening-courant schuld door middel van uitkering van dividend, kan het gelet op de tariefstijging in box 2 een overweging zijn om nog in 2019 dividend uit te keren tegen het momenteel geldende tarief van 25%.